Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En de HEERE zeide tot Mozes: Terwijl gij heentrekt, om weder in Egypte te keren, zie toe, dat gij al de wonderen doet voor Farao, [25]die Ik in uw hand gesteld heb; doch Ik zal zijn hart [26]verstokken, dat hij het volk niet zal laten gaan. 25. Dat is, die Ik willens ben door uw dienst en mijn macht te doen. 26. Anders, verstijven, verharden; alzo namelijk, dat Ik hem mijn genade onthouden en hem aan zijn bozen wil en lusten overgeven zal, zodat hij door zijn eigen boosheid, en door des duivels ingeven, en uit zulke wonderheden, oorzaak en aanleiding nemen zal, des te meer mijn geboden tegen te staan. Zie dergelijke manier van spreken onder, hfdst.10 vs.1, en Deut.2:30; Jes.11:20.